Het Islamitische recht– Inleiding
Het Islamitische recht staat bekend als "Sharia". Deze wordt afgeleid uit de Koran en de Hadith en wordt toegepast op de levens van moslims in moslimlanden, in het openbaar en in privé. De Sharia wet bestuurt een groot aantal aspecten van het dagelijkse leven – politiek, economie, de bankwereld, het zakenleven, contracten, sociale onderwerpen, enzovoorts.
Havva G. Guney-Ruebenacker ziet het Islamitische recht als volgt: “De Koran bemoeit zich op een secundair niveau met wettelijke en sociale onderwerpen en alleen voor zover dit nodig is om richtlijnen te geven waarmee hogere principes, doelen en beleid van goddelijke openbaring ("Maqasid al Sharia" genoemd) kunnen worden nagestreefd, zoals de bescherming van het menselijke leven, de menselijke rede, het nageslacht, het recht op eigendom en vrijheid van meningsuiting.”1
Het Islamitische wereldbeeld heeft feitelijk hoog ontwikkelde en gedetailleerde wettelijke tradities. Zoals we eerder zagen op het gebied van de theologie, erkent de Islam dat God bestaat en dat God de hoogste Wetgever is. "Sharia" is de naam van de verzameling wetten die volgens moslims van kracht zijn, terwijl "Fiqh" de menselijke inspanning is om deze wetten te begrijpen en toe te passen.2 “Het doel [van moslimjuristen] is niet het uitvaardigen van wetten, maar fiqh – het begrip of de kennis van een wet waarvan wordt aangenomen dat die reeds bestaat.”3 Enkele van de wettelijke uitspraken die in de Sharia zijn opgenomen, zijn het stenigen van overspeligen (al stelt de Koran dat de straf een geseling zou moeten zijn), het afhakken van de handen van dieven en het doden van afvalligen.
Het Islamitische recht – Sharia
In tegenstelling tot het Christelijke wereldbeeld, dat stelt dat God zowel Zijn wil als Zichzelf heeft geopenbaard, stelt de Islam dat “God Zichzelf en Zijn aard niet heeft geopenbaard, maar alleen Zijn wet.”4 “De Sharia wordt zelf als een tijdloze manifestatie van de wil van God beschouwd en is noch aan de geschiedenis, noch aan de omstandigheden onderworpen.”5 Er zijn vier hoofdbronnen voor de Islamitische Sharia: de Koran, de Soenna, de "Idjma" en de "Qiyas" (analogische redenering).6
Het Islamitische recht – Koran
De belangrijkste bron voor de Sharia is de Koran, waarin we het volgende vinden: “verboden op bepaalde voedingsmiddelen (varkensvlees, aas, wijn, dieren die in heidense ceremonies zijn geslacht), een aantal wettelijke regels over gezinsrecht (huwelijk, echtscheiding en erfenissen), strafrecht (de 'hadd' misdaden, waaronder straffen voor het beroven van reizigers, ongeoorloofde seksuele activiteit, laster en het drinken van wijn), wetten over getuigen en commerciële regels waaronder het verbod op woekerrente ('riba') en verschillende contractvormen.”7 Maar er ontstaat een aantal problemen wanneer er alleen op de Koran vertrouwd wordt: deze behandelt nu eenmaal niet alle wettelijke onderwerpen.8
Bovendien zijn veel van de uitspraken in de Koran tweeslachtig en slaan zij op specifieke historische situaties. Ruthven zegt hierover: “De specifieke geboden over de strijd van moslims tegen niet-moslims en hun relatie met niet-moslims varieerden afhankelijk van de situaties en waren te specifiek om in strikte zin als 'wetten' te kunnen worden bestempeld.”9 Al probeert Ruthven de toepasbaarheid van deze specifieke geboden te beperken, toch hebben veel moslim sin de geschiedenis van de Islam deze geboden als normatief beschouwd, zoals de passages over agressie tegen niet-moslims. Moderne moslims, vooral de moslims die in het Westen zijn opgeleid, erkennen de moeilijkheden die ontstaan wanneer de specifieke historische aard van dergelijke interacties en reacties niet wordt erkend.
Om de dreigende aard van de Sharia wet te illustreren, bekijken we de zaak van Abdul Rahman. Abdul werd in Afghanistan als moslim geboren. Toen hij 25 jaar oud was, bekeerde hij zich tot het Christendom. Hij was op dat moment in Pakistan werkzaam met een groep Christenen.10 In 2002 keerde hij op 41-jarige leeftijd terug naar Afghanistan met de hoop om de voogdij te verkrijgen over zijn dochters, die op dat moment onder het gezag van de autoriteiten stonden. Volgens de Sharia wet moet een moslim ter dood worden veroordeeld als hij of zij zich bekeert tot een andere godsdienst. Hij moest voor de rechtbank verschijnen wegens zijn “aanval op de Islam” en werd met de dood bedreigd.11 De zaak werd – waarschijnlijk vanwege de internationale druk - afgeblazen wegens “gebrek aan bewijs” en Abdul werd asiel verleend in Rome. Dit werd gedeeltelijk mogelijk gemaakt door Paus Benedictus XVI.12
Verder heeft de Islamitische overtuiging dat sommige passages andere passages overschrijven (of annuleren) tot een debat geleid over de vraag welke wetten bindend blijven.13 Moslimjuristen (wetsgeleerden) hebben zich historisch daarom vaak tot de tradities gewend om te ontdekken wat volgens Mohammed een groter praktisch belang had dan de Koran.
Het Islamitische recht – Hadith
De Islamitische tradities, "Hadith" genoemd, bevatten verslagen over Mohammeds gewoonten en gebruiken die Soenna worden genoemd. Deze tradities zijn onder andere Mohammeds gewoonten, belangrijke daden of onthoudingen, uitspraken en gezegden. De Islamitische benadering van deze verslagen is dat Mohammed uitdrukt wat de norm zou moeten zijn voor moslims.14 Omdat de Koran niet alle wettelijke onderwerpen bespreekt, wenden moslimgeleerden zich tot de Soenna om de vorm van de Sharia te kunnen onderscheiden. Dit wettelijke lichaam bevat meer dan wettelijke uitspraken en voorbeelden dan de Koran. Een fundamenteel verschil is dat een groot aantal van de Hadith conflicterende of tegenstrijdige uitspraken bieden die voortkomen uit verschillende plaatsen en tijden. Omdat een groot gedeelte van de historische context niet is vastgelegd, zijn veel voorbeelden en uitspraken onderwerp van discussie.15
Het Islamitische recht – Idjma
Een derde bron voor de Sharia is de gemeenschappelijke consensus, de "Idjma", die onder de moslimjuristen uit de eerste drie eeuwen van de Islam tot uitdrukking kwam. Een voorbeeld van Shariadie uit deze bron voortkomt is de besnijdenis van mannen, een praktijk die niet in de Koran wordt geboden. In sommige gebieden wordt ook het gebruik van een vrouwelijke “besnijdenis” (in werkelijkheid een verminking van de vrouwelijke genitaliën, die vaak bestaat uit een volledige of gedeeltelijke verwijdering van de clitoris) beschouwd als een vereiste van de Sharia. Dit illustreert hoe plaatselijke gebruiken soms het niveau van Sharia bereiken in bepaalde moslimgemeenschappen.
Het Islamitische recht – Qiyas
De vierde bron voor Sharia komt voort uit een wettelijke redenering die nodig is om situaties aan te pakken die niet in de Koran of in de Hadith worden besproken. Maar niet alle moslims ondersteunen deze aanpak van wettelijke uitspraken, wat heeft geleid tot een verscheidenheid aan wettelijke tradities. Een van de duidelijkere verschillen heeft betrekking op de consumptie van alcohol. Ruthven merkt op: “Terwijl sommige juristen argumenteren dat alleen gefermenteerde producten van de dadelpalm en de wijngaard verboden zijn, stellen anderen – die hun oordeel op de 'qiyas' baseren – dat alle alcoholische dranken verboden zijn, omdat de effectieve oorzaak of de grootste gemene deler ('illa) achter het verbod in alle gevallen hetzelfde was...”16
Het Islamitische recht – Conclusie
De kijk op recht en wetgeving kan nooit besproken worden zonder het verband te zien met andere aspecten van een levensbeschouwing. Om persoonlijke vrijheden in een samenleving te behouden, moet het wettelijke systeem van die samenleving een solide, duurzaam fundament hebben. Alleen een Bijbels wereldbeeld biedt een dergelijke basis voor het recht die zowel de menselijke waardigheid respecteert (wij zijn naar Gods gelijkenis geschapen) en de menselijke verdorvenheid erkent (wij zijn in zonde vervallen wezens). Deze twee ideeën hebben ook gevolgen op het politieke vlak en dat zal in detail worden besproken in het volgende artikel.
Copyright © 2002-2021 AllAboutWorldview.org, Alle rechten voorbehouden