Marxistische theologie – Atheïsme
De Marxistische theologie wordt duidelijk verwoord door Lenin: “Godsdienst is opium voor het volk. Godsdienst is een soort spirituele sterke drank…”1
“Wij communisten zijn atheïsten,”2 stelde Zhou Enlai in 1955 tijdens een conferentie in Bandung, Indonesië. Deze Chinese communistische leider vatte het fundamentele theologische ingrediënt van het Marxisme-Leninisme met één woord samen: atheïsme. Tegenwoordig geven Marxisten-Leninisten de voorkeur aan twee woorden: wetenschappelijk atheïsme.
Van de universiteitsdagen van Karl Marx tot het heden zijn officiële woordvoerders van het Marxisme altijd consequent geweest over de inhoud van hun theologie: dat God, of Hij nu gekend wordt als een Opperwezen, Schepper of Goddelijke Heerser, niet bestaat, niet kan bestaan en niet mag bestaan.3
God wordt beschouwd als een belemmering, zelfs een vijand, van een wetenschappelijke, materialistische, socialistische levensbeschouwing. Het idee van God, zegt Lenin, moedigt de arbeidersklasse (het proletariaat) aan om hun vreselijke economische toestand te verzuipen in de “geestelijke sterke drank” van een of andere mystieke hemel. Zelfs een enkel slokje van deze bezwijmende drank verkleint de revolutionaire geestdrift die noodzakelijk is om de onderdrukkende klasse (de bourgeoisie) uit te roeien, waardoor de arbeidersklasse haar enige kans zou verspelen om een werkelijk menselijke hemel op aarde te verwezenlijken: een wereldwijd communisme.
Marxistische theologie – De theologische overtuigingen van Marx
In de Marxistische theologie was godsdienst als “opium voor de massa” een latere ontwikkeling in de gedachten van Karl Marx. Zijn atheïsme werd vorm gegeven in de onstuimige arena van de filosofie, niet in de economie of sociologie. Toen Marx aan de Universiteit van Berlijn een atheïst werd, dacht hij niet aan meerwaarde of aan de dictatuur van het proletariaat. Hij dacht toen aan de filosofieën van Prometheus, Georg W. F. Hegel, Bruno Bauer, David Strauss en Ludwig Feuerbach.
“De filosofie maakt er geen geheim van,” zei Marx. “De erkenning van Prometheus, ‘De waarheid is: ik haat alle goden’, staat op zichzelf als zijn eigen erkenning, zijn eigen motto tegen alle goden, hemels en aards, die het bewustzijn van de mens als hoogste goddelijkheid niet erkennen. Er kan geen god op hetzelfde niveau staan.”4
In een kring van radicale Jong-Hegelianen, waaronder Ludwig Feuerbach en Frederick Engels, werd Marx een atheïst. Het atheïsme werd door de groep omarmd. Feuerbach verkondigde: “Het is zo helder als de zon en zo duidelijk als de dag dat er geen God is, en nog meer: dat er geen God kan zijn.”5
Marx aanvaardde Feuerbachs conclusie dat God een projectie is die door de mensheid zelf is geschapen en hij pochte: “De mens is het hoogste wezen voor de mens.” Marx legt uit dat deze kijk volgens hem het einde betekent van alle godsdiensten: “De kritiek van de godsdienst eindigt met de leer dat de mens het hoogste wezen voor de mens is.”6
Voor Marx is de mensheid dus God. Wij hebben God naar onze eigen gelijkenis geschapen. Wij hebben godsdienst geschapen om onszelf te aanbidden. Het idee dat God slechts een projectie is, kan gevonden worden in de stelling van Marx dat de mens “op zoek was naar een bovennatuurlijk wezen in de fantastische realiteit van de hemel en daar niets anders vond dan zijn eigen spiegelbeeld.”7
Omdat Marx gelooft dat wij god zijn, gelooft hij ook dat wij de macht over de realiteit moeten overnemen en deze naar onze eigen specificaties moeten vormgeven. “De filosofen hebben de wereld slechts geïnterpreteerd, op verschillende manieren,” zegt Marx, “maar het gaat om het veranderen van de wereld.”8 Omdat de instellingen van de samenleving rusten op een theïstisch fundament, besloot Marx om alle sociale instellingen te veranderen en deze te herinrichten op een atheïstisch fundament. Hiertoe riepen Marx en Engels, in "Het Manifest van de Communistische Partij", op tot de “gewelddadige omverwerping” van alle bestaande sociale omstandigheden.
Deze oproep was gebaseerd op het dogmatische atheïsme van Marx, niet op weloverwogen waarnemingen van de sociale omstandigheden. De economische theorieën van Marx, zelfs zijn hele levensbeschouwing, waren afgesteld op deze theologie.
Marxistische theologie – Het belang van theologie in de Marxistische theorie
Hoewel er enkele pogingen zijn ondernomen om de rol van het atheïsme in de Marxistische theologie te minimaliseren (vooral toen men probeerde om naïeve Christenen en andere godsdienstige mensen te werven voor Marxistisch-Leninistische activiteiten, zoals de beweging van de Bevrijdingstheologie), zijn Marxisten zich heimelijk wel bewust van hun fundamentele behoefte aan een atheïstisch fundament.
De zoektocht van Marx naar “wetenschappelijke waarheden” om zijn atheïsme te ondersteunen leidde hem tot de conclusies die zijn communistische theorie vorm gaven. Toen hij zich bewoog van de filosofische basis voor het atheïsme tot het socio-economische domein, kwam hij tot de conclusie (gebaseerd op zijn atheïstische aannames) dat godsdienst een antidepressivum was voor de onderdrukte arbeidersklasse. Zijn samenvatting van deze uitleg wordt over de hele wereld geciteerd, zelfs al was dit niet de oorspronkelijke basis voor zijn atheïsme. “Godsdienst,” zei Marx, “is de kreun van het onderdrukte wezen, het sentiment van een harteloze wereld en de geest van geestloze toestanden. Het is de opium van het volk.”9
Engels, vriend van Marx en mede-atheïst, verkondigde: “We willen alles wegvegen wat beweert bovennatuurlijk en bovenmenselijk te zijn, want de bron van alle onwaarheden en leugens is het voorwendsel van het menselijke en het natuurlijke dat zij bovenmenselijk en bovennatuurlijk zijn. Daarom hebben wij voor eens en altijd de oorlog verklaard aan godsdienst en godsdienstige ideeën, en wij geven er weinig om dat wij atheïsten of iets anders worden genoemd.”10
Net als Marx voorzag Engels een tijdperk waarin alle godsdiensten zouden ophouden te bestaan. Hij beweerde dat godsdienst vanzelf zou verdwijnen, als een samenleving het socialisme aanvaardt, d.w.z. een samenleving die zich alle productiemiddelen toe-eigent en deze op een geplande manier aanwendt (en zo de economische slavernij van de arbeidersklasse beëindigt).
Marxistische theologie – Conclusie
In theorie en in praktijk is het Marxisme een weerspiegeling van zijn atheïstische fundament. Een Marxist is trouw aan het atheïsme. Een goede Marxist is een verspreider van het atheïsme. De beste Marxist ziet het atheïsme als een onderdeel van de wetenschappelijke, materialistische en socialistische kijk op het leven en streeft ernaar om elk religieus sentiment weg te vagen.
Van de onstuimige dagen van Marx en Engels tot het tijdperk van Lenin en Stalin, tot aan de Frankfurter Schule (Adorno, Marcuse, enz.), de Rode Brigades, Herbert Aptheker, William Z. Foster, Paul Robeson (winnaar van de Stalinprijs voor de Vrede), de moderne Communistische Partijen, Gerda Lerner, Eric Foner, Howard Zinn, International ANSWER, Antonio Gramsci, Gyorgy Lukacs, Walter Benjamin, Eric Hobsbawn — het probeersel van het Marxisme vervolgt zijn weg op het pad van de atheïstische theologie. Van "Het Manifest van de Communistische Partij" (1848)11 tot het laatste manifest met de titel "Empire" (2000) - het streven naar een goddeloze wereld wordt vervolgd. Empire (oftewel: “Imperium”) werd geschreven door Michael Hardt van Duke University en Antonio Negri, en werd gepubliceerd door Harvard University Press. Negri, die banden had met de Rode Brigades, was verantwoordelijk voor veel chaotische toestanden in Europa. Hij en Hardt instrueren ons: “Maar onze pelgrimstocht op aarde heeft, in tegenstelling tot die van Augustinus, geen transcendente telos [een doel buiten deze wereld]; deze is en blijft absoluut immanent [hier en nu]. De onophoudelijke beweging ervan, waarmee vreemdelingen in onze gemeenschap worden opgenomen en van deze wereld hun thuis maken, is zowel het middel als het einddoel, of beter: een middel zonder eind.”12
National Review noemde Empire “het Communistische 'gepeperde, slimme boek van deze tijd'”13 en Foreign Affairs noemde het een “een ruime neomarxistische visie van de komende wereldorde.”14 Theïsten over de hele wereld herkennen, net als Feodor Dostoevsky, dat “het probleem van het communisme geen economisch probleem is. Het probleem van het communisme is het probleem van het atheïsme.”15
Met toestemming gebruikt. Uit het boekUnderstanding the Times: The Collision of Today's Competing Worldviews(2e editie), David Noebel, Summit Press, 2006. Met dank aan John Stonestreet, David Noebel en het Christian Worldview Ministry van Summit Ministries. Alle rechten voorbehouden in het origineel.
Voetnoten:
1 V.I. Lenin, Complete Collected Works, 45 delen (Moskou, Sovjet-Unie: Progress Publishers, 1978), 10:83.
2 James D. Bales, Communism: Its Faith and Fallacies (Grand Rapids, MI: Baker Book House, 1962), 37.
3 Zie David B.T. Aikman’s proefschrift met de titel “The Role of Atheism in the Marxist tradition.” (Ann Arbor, MI: UMI Dissertation Services, 1979). Aikman behandelt alle aspecten van het Marxistische atheïsme in zijn dissertatie van meer dan 500 pagina's.
4 Karl Marx en Frederick Engels, On Religion (New York, NY: Schocken Books, 1974), 15.
5 Zie Richard Wurmbrand, My Answer to the Moscow Atheists (New Rochelle, NY: Arlington House, 1975), 16. Zie ook Wurmbrands Marx & Satan (Bartlesville, OK: Voice of the Martyrs Publishers, 1990), 13, voor de stelling van Marx: “Dan zal ik in staat zijn om triomfantelijk, als een god, door de ruïnes van hun koninkrijk te lopen. Elk woord van mij is vuur en actie. Mijn boezem is gelijk aan die van de Schepper.” Volgens Wurmbrand hield Marx zich bezig met satanisme.
6 Karl Marx en Fredrick Engels, Collected Works, 40 delen (New York, NY: International Publishers, 1976), 3:175.
7 Idem, 3:182.
8 Karl Marx, On Historical Materialism (New York, NY: International Publishers, 1974), 13.
9 Marx en Engels, Collected Works, 3:175.
10 Idem, 3:463.
11 De laatste Amerikaanse uitgave van The Communist Manifesto werd gepubliceerd door Haymarket Books (Chicago, 2005) en geredigeerd door Phil Gasper, een professor in de filosofie aan de Universiteit van Notre Dame de Namur in noordelijk Californië.
12 Michael Hardt en Antonio Negri, Empire (Cambridge, MA: Harvard University Press, 2000), 207.
13 National Review, September 17, 2001, 28.
14 Hardt, omslag (achterkant).
15 Whittaker Chambers, Witness (New York, NY: Random House, 1952), 712.
Copyright © 2002-2021 AllAboutWorldview.org, Alle rechten voorbehouden