Het Marxistische recht – Inleiding
Karl Marx bekijkt het Marxistische recht vanuit het volgende perspectief: “Recht, moraliteit, godsdienst zijn voor [het proletariaat] zo veel bourgeoise vooroordelen, waarachter net zo veel bourgeoise belangen in een hinderlaag liggen.”1
De aannames die de basis vormen van de Marxistische rechtstheorie – de eerste, dat God niet bestaat; de tweede, dat mensen evoluerende dieren zijn – ontkennen zowel de mogelijkheid van een absolute morele code als het bestaan van enige wet die gegrond is in een gezag anders dan het menselijke gezag. V. I. Lenin zegt: “In welke zin verwerpen wij ethiek en moraliteit?... In de zin waarin het gepreekt werd door de bourgeoisie, die de ethiek afleidde van Gods geboden. Wij zeggen, uiteraard, dat wij niet in God geloven.”2
L.S. Jawitsch, een hedendaags Marxistisch rechtstheoreticus, staat achter Lenins ontkenning van het bovennatuurlijke door te stellen: “Er bestaan geen eeuwige, onveranderlijke rechtsprincipes.”3 Daarom kan het Marxistische recht niet gebaseerd zijn op iets anders dan de menselijke rationaliteit. In Lenins woorden: “Wij verwerpen elke moraliteit die niet voortkomt uit de menselijke samenleving en de klassen.”4
Het Marxistische recht – De oorsprong van recht
Marxisten leggen uit dat wetten en mensenrechten voortkomen uit de interacties tussen menselijke wezens binnen sociale raamwerken die economische klassenverschillen bevatten. Klassenverdelingen binnen samenlevingen scheppen conflicten en wanorde en daarom moet de wet (en de staat) in het leven groepen worden om dit conflict af te rekenen. Volgens Engels: “Opdat deze... klassen met conflicterende economische belangen zichzelf en de samenleving niet in een zinloze strijd vernietigen, wordt een macht noodzakelijk die boven de maatschappij staat en functioneert om de conflicten in de hand te houden en de 'orde' te handhaven. En deze macht, die uit de samenleving uitgroeit, maar er oppermacht over heeft en er steeds meer van los groeit, is de Staat.”5
De staat die opkomt om de orde in de samenleving te handhaven doet het conflict voortduren, omdat het een dominante klasse is die macht uitoefent over klassen met minder macht. Lenin legt dit uit: “De Staat is een orgaan van klassendominantie, een orgaan van onderdrukking van de ene klasse door de andere; het doel van de Staat is het scheppen van 'orde' die deze onderdrukking legaliseert en doet voortduren door de botsing tussen de klassen te matigen.”6 Wetten worden dus door de staat opgelegd om deze verstoringen de kop in te drukken.
Het Marxistische recht – De oorsprong van wetgeving
In de Marxistische kijk op recht wetgeving zijn de bourgeoisie en het proletariaat de twee klassen die zich in een machtsstrijd bevinden. Samenlevingen die toestaan dat de bourgeoisie de morele beslissingen neemt en wetten uitvaardigt, zijn onrechtvaardige samenlevingen.
In het "Manifest van de Communistische Partij" beschuldigt Marx het bourgeoise recht ervan niets anders te zijn dan een weerspiegeling van de verlangens van die klasse. Hij spreekt tot de bourgeoisie wanneer hij zegt: “Jullie jurisprudentie is slechts de wil van jullie klasse die tot een wet voor allen is gemaakt; een wil, waarvan het essentiële karakter en de essentiële richting bepaald worden door de economische bestaanstoestand van jullie klasse.”7
Het bourgeoisierecht is onderdrukkend omdat het gebaseerd is op het idee van privébezit en dus worden wetten geschapen die ongelijke rechten bevorderen. Het kapitalisme kan geen gelijke rechten voor alle mensen scheppen, omdat de aard van dat economische systeem zelf vermogende en arme mensen schept. Cornforth stelt: “Er kan geen gelijkheid bestaan tussen uitbuiters en uitgebuiten.”8
Een kapitalistische samenleving die ongelijke rechten schept op basis van eigendom en klassen leidt ertoe dat mensen met minder rechten protesteren door middel van wetteloosheid. “De minachting voor de bestaande sociale orde is het meest opzichtig in zijn meest extreme vorm: overtredingen van de wet.”9 De samenleving is daarom meer verantwoordelijk voor wetteloosheid dan het individu. Criminelen zouden zich dus niet schuldig hoeven voelen voor hun handelingen, omdat de onrechtvaardige bourgeoise samenleving hen geen alternatief geeft; ze moeten er wel tegen uitvaren.
De Marxistische oplossing voor de onrechtvaardige samenleving en wetteloosheid is de omverwerping van de bourgeoisie, waardoor het proletariaat de wetten kan opstellen. Het wettelijke systeem dat de belangen van de arbeidersklasse behartigt wordt proletariaatsrecht genoemd. Jawitsch gelooft dat “het volledige succes in de strijd van de massa voor hun democratische rechten en vrijheden alleen behaald kan worden door de economische en politieke dominantie van het monopolistische kapitaal te overwinnen en een staatsgezag in te stellen dat uitdrukking geeft aan de belangen van het werkende volk.”10
Volgens de Marxistische rechtstheorie kan de arbeidersklasse het kapitalistische recht breken als een dergelijke handeling streeft naar gelijkheid. Volgens Lenin: “De revolutionaire dictatuur van het proletariaat wordt gewonnen en behouden door het gebruik van geweld door het proletariaat tegen de bourgeoise heerschappij dat niet door wetten wordt beperkt.”11
Het Marxistische recht – Wetgeving en socialistische economie
Wanneer de revolutie van het proletariaat succesvol is gebleken, zal het nieuwe Marxistische recht (socialistische wetgeving) de wensen van de arbeidersklasse weerspiegelen, niet die van de bourgeoisie. Het recht dat gebaseerd is op de wil van het proletariaat zal een samenleving scheppen met minder uitbuiting dan een rechtssysteem dat gebaseerd is op het kapitalistische bourgeoise recht. Volgens Jawitsch: “Een anti-uitbuitende neiging is de karakteristiek van de bijzondere kenmerken van alle principes van het recht van een socialistische samenleving in haar meest geconcentreerde vorm.”12
De wil van het proletariaat wordt de basis voor alle rechten, wetten en oordelen. Hiermee worden het natuurrecht, God en elke mogelijke morele code ongedaan gemaakt. Howard Selsem legt dit uit: “Het Marxisme, dat zo vaak beschuldigd is van een streven naar de eliminatie van morele overwegingen uit het menselijke leven en de geschiedenis, benadrukt juist de morele kwesties van elke situatie. Maar het doet dit niet door op een vals platform van absoluut goed en fout te staan, maar door zichzelf te identificeren met de werkelijke behoeften en belangen van de arbeiders en de boeren.”13
Marxisten zien wetgeving die gebaseerd is op de wil van het proletariaat als een flexibele wetgeving, niet een inconsequente wetgeving; een flexibiliteit die de behoefte aan een alomvattend rechtssysteem ontkent. Pashukanis schrijft: “Wij vereisen dat ons recht een maximale elasticiteit bezit. We kunnen ons niet door enig systeem laten vastketenen.”14
Het Marxistische recht – De wet kwijnt weg
Omdat Marxisten geloven dat recht voortkomt uit een klassenstrijd die voortkomt uit persoonlijk eigendom, zal de behoefte aan wetgeving vanzelf verdwijnen wanneer een communistische samenleving is ingesteld. Omdat er dan slechts één klasse (het proletariaat) zal bestaan, zal de noodzaak om orde te handhaven tussen de klassen niet blijven bestaan. Wetgeving zal feitelijk overbodig worden.
Marxisten geloven dat alle mensen een omgeving zullen scheppen die harmonie bevordert, wanneer de klassen zijn afgeschaft. Er zal bijna geen criminele activiteit meer bestaan omdat de katalysatoren voor antisociale activiteiten – onrecht en ongelijkheid – niet meer zullen bestaan. Plamenatz zei dat misdaad in een communistische samenleving “welhaast onbekend” zal zijn, omdat “de motieven minder urgent en frequent zullen zijn en omdat de schuldige sneller voor rede vatbaar zal zijn door zijn behoefte aan het terugwinnen van zijn goede naam onder zijn buren.”15 Helaas wordt de onwaarschijnlijkheid dat een dergelijk utopisch plan zou werken bewezen door meer dan 5000 jaar geschreven geschiedenis.
Het Marxistische recht – Conclusie
Zowel het Marxistische recht als het seculier humanistische recht zijn geworteld in een ontkenning van het bestaan van God en een geloof dat wij en onze sociale systemen evolueren. Deze aannames vereisen van de Marxisten de seculier humanisten dat zij vertrouwen op het rechtspositivisme als de basis van hun wetgeving. De Marxistische versie van het rechtspositivisme voegt het unieke kenmerk van het klassenbewustzijn toe aan de rol van de staat als de wil van de heersende proletarische klasse, Bovendien moet de arbeidersklasse heersen onder leiding van de Marxistisch-Leninistische politieke partij, waardoor deze partij het hoogste gezag heeft op het gebied van moraliteit en recht.
Wanneer mensen die een specifieke ideologie volgen op een arbitraire manier rechtssystemen gaan instellen, zullen wetten worden uitgevaardigd die bevooroordeeld zijn tegen mensen met afwijkende standpunten. In een dergelijke samenleving zal de vrijheid verdwijnen, omdat elke burger een gijzelaar is van de arbitraire wetten van de staat.
Met toestemming gebruikt. Uit het boekUnderstanding the Times: The Collision of Today's Competing Worldviews(2e editie), David Noebel, Summit Press, 2006. Met dank aan John Stonestreet, David Noebel en het Christian Worldview Ministry van Summit Ministries. Alle rechten voorbehouden in het origineel.
Voetnoten:
1 Karl Marx en Frederick Engels, Collected Works, 40 delen (New York, NY: International Publishers, 1976), 6:494–5.
2 V.I. Lenin, On Socialist Ideology and Culture (Moskou, Sovjet-Unie: Foreign Languages Publishing House, 1981), 51–2. Geciteerd in James D. Bales, Communism and the Reality of Moral Law (Nutley, NJ: The Craig Press, 1969), 2.
3 L.S. Jawitsch, The General Theory of Law (Moskou, Sovjet-Unie: Progress Publishers, 1981), 160.
4 Lenin, On Socialist Ideology and Culture, 51–2.
5 Frederick Engels, The Origin of the Family, Private Property and the State (Chicago, IL: Kerr, 1902), 206.
6 V.I. Lenin, The State and Revolution (New York, NY: International Publishers, 1932), 9.
7 Marx en Engels, Collected Works, 6:501.
8 Maurice Cornforth, The Open Philosophy and the Open Society (New York, NY: International Publishers, 1976), 290.
9 Frederick Engels, The Condition of the Working Class in England (Moskou, Sovjet-Unie: Progress Publishers, 1973), 168. Geciteerd in R.W. Makepeace, Marxist Ideology and Soviet Criminal Law (Totowa, NJ: Barnes and Noble, 1980), 30.
10 Jawitsch, The General Theory of Law, 46.
11 V.I. Lenin, Collected Works, 45 delen (Moskou, Sovjet-Unie: Progress Publishers, 1981), 28:236.
12 Jawitsch, The General Theory of Law, 160.
13 Howard Selsam, Socialism and Ethics (New York, NY: International Publishers, 1943), 13.
14 E.B. Pashukanis in 1930 in een rede over de Sovjetstaat en de revolutie van het recht (Moskou).
15 John Plamenatz, Man and Society, 2 delen (Londen, Verenigd Koninkrijk: Longmans, 1963), 2:374. Geciteerd in Makepeace, Marxist Ideology and Soviet Criminal Law, 35.
Copyright © 2002-2021 AllAboutWorldview.org, Alle rechten voorbehouden