Seculiere ethiek – Inleiding tot de moraaltheorie
De volgende uitspraak van Max Hocutt slaat de spijker op zijn kop wat betreft zowel de seculiere ethiek als de theïstische ethiek: “De fundamentele vraag van de ethiek is: wie maakt de regels? God of de mens? Het theïstische antwoord is dat God de regels maakt. Het humanistische antwoord is dat mensen de regels maken. Het verschil tussen theïsme en humanisme is het fundamentele verschil in moraaltheorie.”1
De atheïstische theologie bezorgt de seculier humanisten een bijzonder probleem, namelijk: hoe kan een ethische code worden gekozen? Humanisten verwerpen de onveranderlijke morele code die voorgesteld wordt door de Christelijke godsdienst. Paul Kurtz, schrijver van het Humanistisch Manifest II, zegt zelfs: “De traditionele bovennatuurlijke morele geboden onderdrukken onze menselijke behoeften in het bijzonder. Zij zijn immoreel omdat zij illusies over de menselijke bestemming [de hemel] aanwakkeren en essentiële neigingen onderdrukken.”2 Humanisten vinden religieuze ethische codes als de Tien Geboden te beperkend, omdat dergelijke codes ons niet toestaan om ons idee van het goede leven te verwezenlijken.
Seculiere ethiek – De wetenschap der ethiek
Wat betreft de seculiere ethiek werken humanisten naar een “wetenschap der ethiek” toe, die op een lijn ligt met hun geloof in atheïsme, naturalisme en evolutie. Kurtz stelt in "The Humanist Alternative" ("Het Humanistische alternatief") dat het seculier humanisme moet worden “geïnterpreteerd als een moreel standpunt”.3 In het voorwoord van de Humanistische Manifesten I en II definieert Kurtz het humanisme inderdaad als “een filosofisch, religieus en moreel standpunt.”4 Later, in het "Humanistisch Manifest 2000", wordt het humanisme door Kurtz opnieuw gedefinieerd als “een ethisch, wetenschappelijk en filosofisch gezichtspunt dat de wereld heeft veranderd.”5
Kan moraliteit verwezenlijkt worden zonder het fundament van absolute godsdienstige overtuigingen? Humanisten hopen dat dit het geval is, maar zij hebben de grootste moeite om het met elkaar eens te worden over wat moraliteit eigenlijk betekent zonder God. De behoefte aan een consequente humanistische ethische standaard was de aanzet voor een boek dat geredigeerd werd door Morris B. Storer, met de eenvoudige titel "Humanist Ethics" ("Humanistische ethiek"). In zijn voorwoord wordt het grote aantal humanistische ethische standpunten door Storer samengevat: “Is persoonlijk voordeel de maatstaf voor goed of fout, of het voordeel van alle betrokkenen? Humanisten zijn het er niet over eens. Steekt er enige waarheid in ethiek? We zijn het er niet over eens. Zijn 'goed' en 'fout' uitdrukkingen van het hart of van het verstand? Hebben mensen een vrije wil? Wordt moraliteit gemeten aan de hand van resultaten of principes? Hebben mensen zowel verplichtingen als rechten? Over deze en nog veel meer zaken hebben wij meningsverschillen.”6
Seculiere ethiek – Fundament van de humanistische ethiek
Wanneer er over de seculiere ethiek gediscussieerd wordt, komen de meningsverschillen onder de humanisten grotendeels voort uit hun onenigheid over de bron van moraliteit. Kurtz gelooft in “een beperkt aantal basiswaarden en -principes,”7 maar hij wijst niet op een specifiek fundament voor ethische principes. Hij zegt slechts dat er “naturalistische en empirische fenomenen” bestaan.8
Mihailo Markovic, een andere humanistische schrijver in Storers verzameling verhandelingen, neemt aanstoot aan Kurtz' aanname over de oorsprong van deze principes. Hij wijst erop dat humanisten geen onveranderlijke standaard hebben die eist dat mensen op een bepaalde manier handelen: “Het blijft zeer onduidelijk waar dit idee vandaan komt, dat iemand zus of zo 'zou moeten' doen. Het is één ding om een verscheidenheid aan historische gedragspatronen en morele gewoonten te beschrijven. Maar het is iets heel anders om hiertussen een keuze te maken en zeggen dat wij sommige van deze gedragspatronen en gewoontes in acht 'zouden moeten' nemen. Waarom sommige wel en andere niet?”9
Markovic raakt de kern van het probleem waar humanisten mee te kampen hebben wanneer zij over ethiek spreken. Als we gaan beslissen wat we “zouden moeten” doen, dan moeten we verwijzen naar een morele code; een zeker fundament dat oplegt wat we dan “zouden moeten” doen. Kurtz geeft toe, wanneer hij hierop door Markovic wordt aangesproken, dat “ik uiteindelijk geen basis kan vinden voor dit 'zou moeten'.”10
Deze verschillen aangaande het fundament van ethische standaarden heeft tot verdeeldheid onder de humanisten geleid over de “absolute” aard van de ethiek. Volgens de humanist Max Hocutt is het probleem dat “het niet-bestaan van God voor sommigen onder ons een groter verschil uitmaakt dan voor anderen. Voor mij betekent dit dat er geen absolute moraliteit bestaat, dat moraliteiten verzamelingen zijn van sociale conventies die door mensen zijn opgesteld om in hun behoeften te voorzien. Voor [Alistair] Hannay betekent het dat we een alternatieve basis voor moreel absolutisme moeten postuleren.”11
Dit gebrek aan consensus aangaande het fundament van de ethiek is problematisch voor het volledige concept van een humanistische ethiek. Zonder een God die een absolute morele code heeft uitgevaardigd, moeten humanisten óf geloven dat de morele code subjectief is en op verschillende manieren moet worden toegepast in veranderende situaties, óf dat er wel een absolute code bestaat, die zich op de een of andere manier buiten onszelf bevindt, maar binnen het grotere evolutionaire plaatje.
Hocutt houdt vol dat een absolute morele code niet kan bestaan zonder God, en dat God niet bestaat. “Bovendien, als er een moraliteit zou bestaan die ergens in de wolken werd vastgesteld, maar er is geen God om die te handhaven, dan zie ik geen goede reden waarom iemand er acht op zou moeten slaan, geen reden waarom we die zouden moeten gehoorzamen. Menselijke wezens kunnen hun eigen regels opstellen en zij doen dat daarom ook.”12 Dit standpunt komt beter overeen met het humanistische standpunt dat het leven door toeval is geëvolueerd, want anders zal de humanist moeite hebben om te verklaren waar een externe absolute code zijn oorsprong zou hebben gehad. Als wij de hoogste wezens in de natuur zijn en wij hebben de absolute morele code niet zelf ontwikkeld, welk wezen of welke kracht in de natuur zou het dan gedaan hebben?
Sommige humanisten gaan zelfs zo ver dat zij betwijfelen of we überhaupt kunnen onderscheiden wat goed of fout is. Kai Nielsen, een ondertekenaar van het Humanistisch Manifest II, opperde een “geen waarheid stelling”, die stelt dat geen enkele vraag over de waarheid of onwaarheid van morele waarden op een zinnige manier kan opkomen. Nielsens stelling lijkt voor humanisten de logische conclusie te zijn omdat zij niet bereid zijn om het bestaan van een absolute morele code te erkennen. En welke standaard hebben wij zonder een absolute morele code om handelingen als goed of fout te bestempelen, of om morele overtuigingen als waar of onwaar te beschouwen? Humanisten erkennen het dilemma dat ontstaat als het verschil tussen goed en fout niet bepaald kan worden en hebben daarom op verschillende manieren geprobeerd om de “geen waarheid hypothese” weg te verklaren.
De meeste humanisten ontwijken de “geen waarheid hypothese” door te beweren dat zij de rede gebruiken om te bepalen wat goed of fout is binnen de context van het ethisch relativisme. Een algemene beleidsnota van de Britse Humanistische Vereniging stelt: “Humanisten geloven dat het gedrag van de mens gebaseerd zou moeten zijn op menselijkheid, inzicht en rede. Hij moet zijn problemen het hoofd bieden met zijn eigen morele en intellectuele middelen, zonder op zoek te gaan naar bovennatuurlijke hulp.”13
Een groot aantal andere humanisten weergalmt deze oproep tot het gebruik van rede en ervaring als een gids voor moreel gedrag. Lamont zegt : “...zo lang wij activiteiten nastreven die gezond, sociaal nuttig en in overeenstemming met de rede zijn, dat genot ons dan in het algemeen zal vergezellen; en geluk, het hoogste goed, zal het eindresultaat zijn.”14
Het is belangrijk op te merken dat Lamonts optimisme gebaseerd is op de “hoop” die de evolutieleer biedt. We kunnen ons naar goede dingen en geluk toe redeneren, omdat de evolutie voortdurend dingen verbeterd. Zelfs de mensheid. Onder de aanname dat moraliteit niet van God afkomstig is en niet onafhankelijk van de natuur bestaat, biedt de evolutieleer een plausibele verklaring voor de bron van de ethiek en dit is consequent met andere humanistische ideeën.
Maar er ontstaat een serieus probleem door dit humanistische verlangen om de ethiek aan de biologie te koppelen: dit standpunt maakt van Darwins concept van de strijd om het bestaan de absolute waarde waarop morele beslissingen gebaseerd worden. Een dergelijke moraliteit staat toe dat mensen als Friedrich von Bernhardi, in zijn werk "Germany and the Next War" ("Duitsland en de volgende oorlog"), erop staat dat “oorlog een biologische noodzaak is; oorlog is net zo noodzakelijk als de strijd van de elementen van de Natuur; het leidt tot een biologisch juiste beslissing, omdat de beslissingen ervan berusten op de natuur der dingen.”15 De meeste humanisten gaan deze conclusie liever uit de weg, maar toch loert deze altijd in de achtergrond, vermomd als sociaal of ethisch Darwinisme.
Weikart legt uit wat de onvermijdelijke gevolgen zijn van een ethiek die op evolutie is gebaseerd: “Velen beweren dat het Darwinisme, door een naturalistische verklaring te bieden voor de oorsprong van ethiek en moraliteit, een doodslag heeft toegebracht aan de overheersende Joods-Christelijke ethiek en aan de Kantiaanse ethiek en andere onveranderlijke morele gedragscodes. Als moraliteit gebouwd is op sociale instincten die door de evolutionaire tijdspanne zijn veranderd, dan moet moraliteit op enig moment relatief zijn aan de levensomstandigheden. Het Darwinisme heeft dus – samen met andere vormen van historicisme die in de negentiende eeuw opkwamen – een bijdrage geleverd aan de opkomst van het moreel relativisme.”16
Seculiere ethiek – Conclusie
Omdat seculier humanisten het zo vaak met elkaar oneens zijn, is het problematisch om seculiere ethiek als een conceptueel geheel te definiëren. De meeste seculier humanisten moeten, om consequent te blijven met hun theologie en filosofie, de zijde kiezen van moreel en ethisch relativisme, maar het blijft moeilijk om te standaardiseren wat dat precies inhoudt. Omdat seculier humanisten zich bewust zijn van hun logische tegenstrijdigheden en de gevaren die vastzitten aan een relativistische ethiek, is hun onvermogen om ethische uitspraken te doen mogelijk een zegen. Paul Kurtz staat er bijvoorbeeld op dat seculier humanisten de Gulden Regel en zelfs de Bijbelse opdracht “om de vreemdelingen onder ons te aanvaarden en hun verschillen te respecteren” aanvaarden.17 Kurtz staat er ook op dat seculier humanisten “de waarheid moeten zouden moeten vertellen, dat zij beloften zouden moeten houden, dat zij eerlijk, oprecht, welwillend, deugdelijk en betrouwbaar zouden moeten zijn, dat zij waardering en dankbaarheid zouden moeten tonen, dat zij eerlijk, rechtvaardig en tolerant zouden moeten zijn en dat zij niet zouden moeten stelen, en een ander niet zouden mogen schaden of verminken.”18 Christenen hebben geen enkele moeite om het met hem eens te zijn over deze dogma's of waarden. Maar wat Kurtz en andere seculier humanisten niet bespreken is waarom het de moeite waard is om deze waarden te verdedigen als morele declaraties.
Lees verder - Seculiere wetenschap!
Met toestemming gebruikt. Uit het boek Understanding the Times: The Collision of Today's Competing Worldviews (2e editie), David Noebel, Summit Press, 2006. Met dank aan John Stonestreet, David Noebel en het Christian Worldview Ministry van Summit Ministries. Alle rechten voorbehouden in het origineel.
Voetnoten:
1 Morris B. Storer, red., Humanist Ethics (Buffalo, NY: Prometheus Books, 1980), 137.
2 Paul Kurtz, red., The Humanist Alternative (Buffalo, NY: Prometheus Books, 1973), 50.
3 Idem, 179.
4 Paul Kurtz, red., Humanist Manifestoes I & II (Buffalo, NY: Prometheus Books, 1980), 3.
5 Paul Kurtz, Humanist Manifesto 2000: A Call for a New Planetary Humanism (Amherst, NY: Prometheus Books, 2000), 7.
6 Storer, Humanist Ethics, 3
7 Idem, 13.
8 Idem, 22.
9 Idem, 33.
10 Idem, 35
11 Idem, 191.
12 Idem, 137.
13 Jaarlijkse Algemene Vergadering van de Britse Humanistische Vereniging, Juli 1967.
14 Corliss Lamont, The Philosophy of Humanism (New York, NY: Frederick Ungar, 1982), 253.
15 Bolton Davidheiser, Evolution and Christian Faith (Philadelphia, PA: Presbyterian and Reformed, 1969), 352.
16 Richard Weikart, From Darwin to Hitler: Evolutionary Ethics, Eugenics, and Racism in Germany (New York, NY: Palgrave-Macmillan, 2004), 230.
17 Kurtz, Humanist Manifesto 2000, 32.
18 Idem.
Copyright © 2002-2021 AllAboutWorldview.org, Alle rechten voorbehouden